Geld

Geld als betaalmiddel voor arbeid, goederen en diensten, daar heeft iedereen mee te maken. Zo lang het vertrouwen in de munt, banken en instellingen aanwezig is, gaan we gewoon door met het dagelijkse leven.

Maar wat weten we eigenlijk van geld? Wat is het werkelijk en waar komt het vandaan. Je hoort bijvoorbeeld dat op de beurs aandelen verdampt zijn. Maar als het hier iets verdampt, dan zal het ergens anders condenseren. Het is echter de onduidelijkheid en onzichtbaar voor burgers hoe dit proces plaatsvindt, maar condenseren doet het zeker.

Al met al, is in onze samenleving nu een bewustzijn ontstaan dat het met geldzaken duidelijker en eenvoudiger zou moeten gaan. Hopelijk dat de volgende artikelen kunnen bijdragen aan inzicht hoe het nu is en hoe het zou kunnen zijn.

Hoewel vaak wordt gesteld dat geld is ontstaan als ‘goederengeld’, werd dit voorafgegaan door kredietsystemen. Schulden werden bijgehouden op kleitabletten, kerfstokken of andere methodes. Muntgeld kwam pas rond de zesde eeuw v. Chr. in gebruik. Bijna alle hedendaagse geldsystemen zijn gebaseerd op fiduciair geld.

Fiduciair geld is geld dat zijn waarde niet ontleent aan de materie waaruit het gemaakt is maar in het vertrouwen dat er goederen en diensten mee betaald kunnen worden. Het ontleent zijn waarde louter en alleen aan het feit dat een overheid dit geld als een wettig betaalmiddel aanduidt; dat wil zeggen dat dit geld moet worden geaccepteerd als een vorm van betaling binnen de grenzen van het land.

Chartaal geld zijn bankbiljetten en munten, Giraal geld is de balans in direct opvraagbare tegoeden op betaal- en spaarrekeningen, Complementair geld uitgegeven door private partijen.

Girale tegoeden zijn bijna altijd veel groter dan de hoeveelheid chartaal geld. Giraal geld is niet tastbaar en bestaat alleen in de vorm van verschillende bankrecords. Ondanks het feit dat giraal geld niet tastbaar is, voert het nog steeds de basisfuncties van geld uit aangezien giraal geld algemeen als een vorm van betaling wordt aanvaard.

De geldhoeveelheid beïnvloedt de conjunctuur. Zou er bijvoorbeeld te veel geld zijn, dan zouden consumenten meer gaan besteden dan er geproduceerd kan worden. De prijzen stijgen, er treedt inflatie op en de economie raakt oververhit. Inflatie betekend letterlijk opblazen, dit betekent dat de geldhoeveelheid toeneemt en zijn waarde verminderd. Prijsinflatie, wil zeggen een stijging van het algemeen prijspeil.

Het tegenovergestelde is ook mogelijk: als er bijvoorbeeld te weinig geld is, kunnen consumenten te weinig kopen en zal de werkloosheid toenemen: de economie verslechtert en er ontstaat een recessie. Recessie betekent letterlijk teruggang. In de economie betekent dit dat de economische groei daalt en lager is dan gemiddeld. In de praktijk wordt meestal van een recessie gesproken als de groei van het bruto nationaal product gedurende twee of meer opeenvolgende kwartalen negatief is. Wanneer de productie van een economie langdurig en sterk daalt, is er sprake van een depressie.

Het beleid van de centrale bank om dit tegen te gaan wordt geldpolitiek of monetair beleid genoemd. Als de inflatie te veel toeneemt, verhoogt de centrale bank de rentetarieven, zodat de economie afkoelt. Als de economie te veel afkoelt, verlaagt de centrale bank de rentetarieven als stimulans.